|
Vakwerkhuisje
Duitsers bouwden eeuwen geleden hun huizen van hout, klei, stro en leem. Dat konden ze namelijk om zich heen vinden. |
|
Ze maakten een raamwerk van houten balken. Dat zorgde voor een goede ondersteuning van het klei, leem en het stro. Anders viel het huis in elkaar. Soms vlochten ze ook nog twijgjes door het raamwerk heen. Aan de buitenkant maakten ze de wanden glad en wit. Omdat hout door grondwater kan gaan rotten, stond het houten
voetraam op een bodem van stenen. Het onderste hout smeerden ze in met teer, tegen de regen. De bouwers van deze huizen werden raammakers of leemlui genoemd. |
Leemlui waren arme lui, werd er gezegd. Want wie veel geld had kon een huis van steen maken. Daar komt de uitdrukking steenrijk vandaan. Sommige van deze vakwerkhuisjes zijn door de goede bouw nog steeds te zien in Duitsland. |
|
|